
1. Zorg voor voldoende vermogen en laat het apparaat niet los als de temperatuur te laag is.
Voordat de drone wordt gebruikt, moet de piloot er om veiligheidsredenen voor zorgen dat de accu volledig is opgeladen wanneer de drone opstijgt. Zo wordt gegarandeerd dat de accu zich in een hoogspanningstoestand bevindt. Als de temperatuur laag is en de opstijgvoorwaarden niet voldoen, mag de drone niet worden gedwongen op te stijgen.
2. Verwarm de batterij voor om deze actief te houden
Lage temperaturen kunnen ervoor zorgen dat de batterijtemperatuur te laag wordt voor opstijgen. Piloten kunnen de batterij in een warmere omgeving plaatsen, zoals binnen of in een auto, voordat ze de missie uitvoeren. Vervolgens kunnen ze de batterij snel verwijderen en opnieuw installeren wanneer de missie dit vereist, en vervolgens opstijgen om de missie uit te voeren. Bij zware werkomstandigheden kunnen dronepiloten een batterijvoorverwarmer gebruiken om de batterij van de drone voor te verwarmen en deze actief te houden.
3. Zorg voor voldoende signaal
Controleer voor het opstijgen in sneeuw- en ijscondities de batterijcapaciteit van de drone en de afstandsbediening. Let daarnaast ook op de omgeving en zorg ervoor dat de communicatie soepel verloopt voordat de piloot de drone opstijgt om deze te bedienen. Houd altijd de drone in het zicht van de vlucht om vliegongelukken te voorkomen.

4. Verhoog het alarmwaardepercentage
Bij lage temperaturen wordt de vliegduur van de drone aanzienlijk verkort, wat de vliegveiligheid in gevaar brengt. Piloten kunnen de alarmwaarde voor een lage batterijspanning hoger instellen in de software, namelijk ongeveer 30%-40%, en op tijd landen wanneer het alarm voor een lage batterijspanning wordt ontvangen. Dit kan overmatige ontlading van de accu van de drone effectief voorkomen.

5. Voorkom dat er vorst, ijs en sneeuw in komt
Zorg er bij de landing voor dat de batterijconnector, de batterijaansluiting van de drone of de laderconnector niet rechtstreeks in contact komen met sneeuw en ijs. Dit om kortsluiting door sneeuw en water te voorkomen.

6. Let op warmtebescherming
Piloten moeten voldoende warme kleding dragen als ze in het veld moeten vliegen, zodat hun handen en voeten soepel blijven en ze gemakkelijk kunnen vliegen. Als ze bij ijzige of besneeuwde omstandigheden moeten vliegen, kunnen ze een bril dragen om te voorkomen dat lichtreflecties schade aan de ogen van de piloot veroorzaken.

Geplaatst op: 18-01-2024